11 jun 2013

Orde

16-03-2013

De oudst bekende afbeelding van Franciscus van Assisi

Elke naam heeft zo veel betekenissen, dat hij geen zin meer heeft. Neem nou die nieuwe paus: Franciscus I. Omdat hij geen rijbewijs heeft, maar een busabonnement, legt iedereen meteen een link met Franciscus van Assisi. Dat ook wel eens Franciscus Xaverius bedoeld kon zijn, bedacht men pas in tweede instantie en dan werd het verhaal meteen beduidend minder hoopgevend. De Jezuïeten immers, waarvan deze Franciscus een van de eerste zes leden was, deze hoogmoedige filosofen en theologen, deze ontdekkingsreizigers in het geloof, deze soldaten van Christus waren nooit erg geliefd, zelfs niet binnen hun eigen katholieke kerk. Te zelfstandig waren ze (want alleen onderworpen aan de paus), te intelligent en te daadkrachtig. Van Xaverius wordt gezegd dat hij meer heidenen heeft bekeerd dan de apostel Paulus. Ik bedoel maar. En hij deed dat tot in Japan en China aan toe.

Hoe anders is het beeld van die andere Frans, die van Assisi. Ten eerste: hij heette eigenlijk geen Frans, maar Jan, nou ja, Giovanni. Die naam was hem gegeven door zijn moeder. Zijn vader (zegt het ene verhaal) noemde hem Francisco (= Fransman) omdat hij (de vader) tijdens de bevalling op zakenreis was in Frankrijk. Logischer lijkt me de andere verklaring: tijdens zijn wereldse leven reisde Giovanni met een zekere regelmaat naar Frankrijk om daar zaken te doen voor het bedrijf van zijn vader. Bewonderende of afgunstige plaatsgenoten zorgden voor de naamsverandering.

En deze Franciscus was vooral een zachtaardig mens, zo gaat het verhaal. Hij hield van mensen omdat het mensen waren, terwijl Xaverius hen meer als doelgroep zag: er valt nog zo veel te bekeren. Zachtaardig, want hij was ook van de dieren: Dierendag en het feest van Franciscus van A. vallen niet voor niets samen.
Franciscus op gevel Bernardinuscollege, Heerlen

Alleen al daarom had ik een zwak voor Franciscanen. Mijn middelbare school werd nog gerund door een verzameling broeders van die orde. De paters Van Summeren, Beckers, Fick en Windt staan in mijn geheugen gegrift. Vooral voor de laatste heb ik nog steeds een zwak. Dat heeft niet alleen te maken met het gegeven dat hij op een gegeven moment schijnt te zijn uitgetreden om te trouwen, ook niet met de onbeholpen hulp die hij bood toen mijn ouders waren gescheiden. Hij was vooral een echte Franciscaan: lang, mager, spits gezicht, intelligent en gehuld in fladderende bruine pij waaromheen een lang wit touw met drie knopen. Ik heb zijn voornaam nooit geweten, wat mij betreft heet hij Frans.

Toen ik eindexamen deed en pater Windt al was overgestapt naar een zwart pak met witte boord, toen ik voor mijn lijst Duits Das Glasperlenspiel las, moest ik aan hem denken bij de beschrijving van de spirituele orde die Hermann Hesse in dat boek zo verleidelijk beschreef.
Niet dat ik ooit heb overwogen me bij een dergelijke club aan te sluiten. De zwarte verhalen die tegenwoordig steeds meer aan het daglicht komen betreffende priesters, paters en aanverwanten, waren ook toen niet onbekend en daarbij: ik geloofde niet. En dat scheen toch wel een voorwaarde te zijn.

Maar Franciscus was (ook voor ongelovigen) een goeie. Dat bleek ook wel uit die film van Passolini Uccellacci e uccelini (1966) waarin Franciscus een bijrol speelde en twee van zijn monniken opdroeg haviken en mussen ervan te overtuigen dat ze van elkaar moesten houden. Dat mislukte, maar dat lag uiteraard aan het gegeven dat het verhaal verteld wordt door een kraai de gemodelleerd is naar de Italiaanse communistenleider Togliatti. Die kraai wordt naderhand door de twee hoofdrolspelers opgegeten. De overwinning, kortom, van de consumptie-maatschappij, die – wat mij betreft – daarna ook de spiritualiteit heeft opgegeten. We kregen een menu van Baghwans, Oprah Winfreys en paardenfluisteraars.

Wat we nodig hebben zijn Franciscussen die geen orde oprichten. Fransen die zich verzetten tegen de orde. Tegen elke orde. Orde, namelijk, is een wens, een verlangen, een leugen. Een naam. 

Het bovenstaande schreef ik op 16 maart van dit jaar naar aanleiding van de keuze van een nieuwe paus. Om de een of andere reden heb ik het blog toen niet geplaatst. Waarschijnlijk (maar ik weet het niet zeker) had dat te maken met de laatste twee regels en/of met het gegeven dat iedereen toen over die paus aan het schrijven was. 
Vandaag keek ik min of meer per toeval nog eens in mijn lijst van blogs, Ik zag dit als 'concept' staan en las het nog een keer. 
Het clipje uit Uccelacci e Uccellini beviel me weer ontzettend goed. En het viel me op dat ik in dit blog refereerde aan Das Glasperlenspiel van Hermann Hesse. 
Das Glasperlenspiel

Afgelopen weekend schreef ik een stuk waarover ik best tevreden was. Omdat het een soort sollicitatie is, plaats ik het hier niet. Maar ook in dat stuk verwees ik naar Das Glasperlenspiel
Ik las het boek na vele andere boeken van Hesse in 1974 of 1975. Ik heb het twee keer gelezen. Dat valt nog tegen want de meeste werken van Hesse die in mijn boekenkast staan, las ik vaker tot veel vaker. Achteraf vind ik het best wel knap van mezelf dat ik dat boek toen las. Het is niet het meest toegankelijke boek, hoewel de schrijfstijl van Hesse me intussen natuurlijk wel bekend was, maar ik had alleen nog maar middelbareschool- en tv-kennis van Duits.

Hesses werken horen natuurlijk behalve bij hun ontstaantijd, vooral heel erg bij de zestiger en (begin) zeventiger jaren. De hippietijd, zeg maar. Ze behandelden allemaal de zoektocht van de mens. De hoofdpersonen zwierven er wat op los en waren allemaal op zoek naar iets hogers. Iets spiritueels, zou ik bijna zeggen, als ik niet zo'n hekel had aan dat woord. In veel van zijn boeken spelen ook een meester en zijn leerling een rol. 


Hermann Hesse
In Unterm Rad bijvoorbeeld beschrijft hij hoe een talentvolle kleinsteedse jongen ten onder gaat aan de ambities van zijn vader en de rest van zijn omgeving. In Der Steppenwolf beschrijft Hesse de penopauze aan de hand van een droogkloterige man die nu eindelijk eens het 'echte' leven wil leren kennen, het leven van extase, vrouwen en dood. In Das Glasperlenspiel volgen we de ontwikkeling van Josef Knecht (geen toeval natuurlijk, die naam) van uitverkoren leerling tot Magister Ludi, de grootmeester van het 'Kralenspel' zoals het in het Nederlands heet. Maar deze grootse functie legt hij op een gegeven moment weer neer (hetgeen als ik het me goed herinner niet gebruikelijk is in de wereld van Kastalien) om een bescheiden baantje aan te nemen als privéleraar van de zoon van een van zijn vrienden. Bij zijn eerste kennismaking met zijn pupil komt Knecht om het leven. 
Dat naast Der Steppenwolf vooral Siddharta een van zijn bekendste werken werd, zal niemand verbazen. Dat boek behandelt het leven van een jonge Hindoe die ook alweer op zoek gaat, waarbij hij o.a. de Boeddha ontmoet. Dat ging er in die jaren (zestig en zeventig) in als zoete koek.

De diamant
Zelf las ik in de tijd dat ik dat laatste boek las ook De Diamant van Harry Mulisch waarin dit soort zoektochten naar grote gedachten flink op de korrel werd genomen. De diamant die die grote gedachte symboliseert, en die miljoenen doden op zijn geweten heeft, heet in dat boek de 'Siddharta'. 
Ik hou wel van tegenstellingen. 

Het soort tegenstellingen dat ook in het onderwijs zit. En in het vak dat ik binnen dat onderwijs geef: Duits. 
Het is een frikkerig vak, Duits. Een beetje docent begint al gauw te zeuren over naamvallen en hoofdletters, Ringel-s-en en over de Ich- en de Achlaut. Tegelijkertijd moet Duits -getuige de titel van een methode- ook 'Spaß machen'. Ik geef het je te doen. 
Met een beetje geluk kan ik over niet al te lange tijd kond doen van een symbiose tussen de frik in mij en de poëet. Dan ben ik waar Josef Knecht was vlak voor zijn dood. Maar ik hoef hem natuurlijk niet overal in na te volgen.
















Geen opmerkingen:

Een reactie posten